Wat Liberaal Groen wil met soja-import en mestbeleid
Amendementen op het Europese verkiezingsprogramma van de VVD toegelicht.
In Nederland leven bijna evenveel geiten, koeien en varkens als mensen. Tel daar honderd miljoen kippen bij op en we hebben zelfs de hoogste veedichtheid ter wereld.
Om die veestapel te voeden, importeren we soja uit Zuid-Amerika. Soja is eiwitrijk en bevat ook aminozuren, onverzadigde vetten, vezels, vitaminen en mineralen die dieren nodig hebben. Idealiter zouden we alleen het restproduct van sojabonen als veevoer gebruiken: de sojaschroot die overblijft wanneer de olie uit de boon is geperst. Sojaolie kunnen wij gebruiken om mee te koken. Sojameel is veel minder in trek, dus in principe een prima diervoeder.
De realiteit is andersom. Soja wordt geteeld voor veevoer, de olie is een bijproduct. 57 procent van de wereldwijde vraag naar soja kwam in de periode 1966-2012 van de vlees- en zuivelindustrie. 36 procent kwam van bedrijven die sojaolie maken of gebruiken (ook als biobrandstof). De overige 6 procent was voor onbewerkte consumptie van sojabonen. Zonder vraag naar sojameel, oftewel veevoer, zou sojaolie zo duur worden dat het niet kan concurreren met andere plantaardige oliën.
In Zuid-Amerika zijn tussen 2004 en 2017 oerwouden en savannes zo groot als tien keer Nederland verdwenen om plaats te maken voor akkerbouw, voornamelijk sojateelt. Slecht voor het klimaat, want minder bomen betekent dat er minder CO₂ uit de lucht wordt gefilterd. Slecht voor de bodem, want er wordt zo gretig met kalk gestrooid om soja te kunnen laten groeien op de nieuw ontgonnen akkers dat er na enkele jaren helemaal niets meer groeit en nóg meer natuur wordt opgeofferd. En slecht voor wilde dieren: hun leefgebied wordt steeds kleiner.
Nederland heeft een verantwoordelijkheid
Omdat Nederland twee van de grootste havens van Europa heeft, importeren we verreweg de meeste soja in de EU. Ongeveer twee derde komt uit Zuid-Amerika, de rest uit de Verenigde Staten. Na Nederland is Spanje in Europa de grootste importeur. Andere EU-landen importeren soja weer vooral uit Nederland en Spanje.
ADM in Rotterdam en Cargill in Amsterdam persen samen zo’n driekwart van de sojabonen die in Nederland binnenkomen. De rest wordt onverwerkt doorgevoerd. Van de verwerkte soja wordt ruim een derde weer geëxporteerd: zo’n 40 procent als olie en 60 procent als meel.
Volgens het Wereld Natuur Fonds dragen we daarmee per hoofd van de bevolking meer aan ontbossing elders in de wereld bij dan andere Europeanen. Voor iedere Nederlander werd tussen 2005 en 2017 gemiddeld 18 vierkante meter bos per jaar gekapt. Per Europeaan was dat 5 vierkante meter.
We hebben dus een verantwoordelijkheid. Het conceptprogramma van de VVD voor de Europese verkiezingen van 6 juni stelt voor om de soja-import uit Latijns-Amerika ‘op een duurzaam niveau’ te brengen. Daar zijn we in Liberaal Groen blij mee! In de verkiezingsprogramma’s van 2014 en 2019 werd soja überhaupt niet genoemd. Maar het mag van ons scherper. Vanuit het netwerk is een amendement ingediend om de soja-import ‘fors te verminderen’.
Dat kan door bijvoorbeeld importtarieven op soja te heffen. Soja is nu van handelstarieven uitgezonderd. Of door de koolstofgrenscorrectie, die al geldt voor onder meer aluminium, kunstmest en staal, ook op soja toe te passen.
Minder gas
Over kunstmest gesproken. Dat wordt gemaakt door aardgas, dat voor 82 procent bestaat uit methaan (een broeikasgas), te binden met stikstof uit de lucht. Als de gasprijs stijgt, stijgt dus de prijs van kunstmest en daarmee de prijzen van voedsel. Dat was jaren geen zorg, want gas was goedkoop. Daar kwam begin 2022 verandering in. (Bron: V. Poetin.)
Nog maar 10 procent van het gas dat we in Europa verbruiken, komt uit Rusland. Dat was twee jaar geleden 40 procent. Er is vloeibaar gas uit Amerika voor in de plaats gekomen, maar dat is duurder. (Het gas moet eerst worden afgekoeld tot -162 °C. Daarbij gaat 10 procent van het gas verloren. Vervolgens wordt het op schepen naar Europa vervoerd. Hier moet het vloeibare gas worden hervergast, waarvoor warmte nodig is. Tussendoor wordt het meestal opgeslagen in betonnen tanks met binnenwanden van nikkel en staal, nodig om de kou te weerstaan. Ook nikkel is sinds de Russische invasie van Oekraïne in prijs gestegen.)
Nederland was decennialang de grootste gasproducent en -exporteur in het Europa ten westen van Rusland. Dat zijn nu Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Om minder afhankelijk te worden van het buitenland, en minder broeikasgassen uit te stoten, willen we ook minder kunstmest gebruiken.
Is het dierlijke mest? Is het kunstmest? Het is Renure!
Het VVD-conceptprogramma pleit voor toelating van ‘kunstmestvervangers’. Dat is stikstof uit verwerkte dierlijke mest (REcovered Nitrogen from manURE, oftewel ‘Renure’). Mest kan worden vergist om biogas te maken. Het ‘digestaat’ dat daarbij overblijft bevat nutriënten, met name stikstof, die gewassen nodig hebben om te groeien.
Wanneer dierlijke mest onverwerkt op het land wordt aangewend, wordt die in de bodem afgebroken en omgezet in nutriënten. Naast stikstof ook calcium, fosfor, kalium, magnesium en zwavel. De mate en snelheid waarmee dat gebeurt, is afhankelijk van de temperatuur en het vocht- en zuurstofgehalte van de bodem. In klei en veen gaat het sneller, in zand langzaam. Met name in droge perioden bestaat dan het risico dat de stikstof pas vrijkomt ná de oogst en in sloten en rivieren uitspoelt als nitraat. Dat is weer giftig voor vissen en ander waterleven, en ook voor ons. Dus moeten we hoge kosten maken om het water te zuiveren voor menselijk gebruik.
Het risico op uitspoeling is natuurlijk des te hoger hoe meer mest er over het land wordt afgezet. Aangezien we in Nederland meer vee, en dus meer mest, hebben dan nodig is voor een goede stikstofkringloop, zetten we precies zoveel mest af als de Europese regels toelaten. Dat is de Nitraatrichtlijn.
De maximale toediening van stikstof uit dierlijke mest is 170 kg per hectare per jaar in heel Europa. Dat is beredeneerd op basis van hoeveel nitraat grond- en oppervlaktewater mag bevatten: 50 mg per liter. Nederland heeft sinds 2006 ‘derogatie’ (uitzondering) van de Nitraatrichtlijn, waardoor op zandgronden 230 en op klei zelfs 250 kg stikstof uit dierlijke mest mag worden aangewend. Officieel omdat het groeiseizoen van gras in Nederland langer is vanwege ons gematigde zeeklimaat, waardoor er minder stikstof zou moeten uitspoelen. Gras is weer een belangrijke voedingsbron voor koeien. Het beleid ontmoedigt zo de teelt van gewassen die geschikt zijn voor humane consumptie.
Dan zullen politieke partijen die ‘vruchtbare landbouwgrond’ in Nederland wettelijk willen beschermen wel tégen die derogatie zijn? Nee. Die riepen minister van Landbouw Piet Adema (ChristenUnie) vorige maand juist op om ‘met de vuist op tafel te slaan’ in Brussel om de derogatie te behouden.
Dat zal geen indruk maken. De Nederlandse waterkwaliteit is sinds de invoering van de Nitraatrichtlijn verbeterd, waardoor kleigronden gemiddeld, maar niet overal, onder de 50 mg nitraat per liter zijn gekomen. Veengronden zaten sowieso al onder de norm. Zand- en lössgronden (in Zuid-Limburg) niet. Sterker, de nitraatuitspoeling neemt de laatste jaren toe, doordat de zomers warmer worden (klimaatverandering) en de bodem droger. Dus heeft de Europese Commissie besloten dat de derogatie in 2026 vervalt. Dit jaar mag nog 210 kg dierlijke mest worden uitgereden, volgend jaar 190 kg. Veehouders komen met een mestoverschot te zitten.
Beter voor boeren en het klimaat
Renure kan deels uitkomst bieden. Bovenop de 170 kg stikstof uit dierlijke mest, mogen boeren ook kunstmest toedienen. Kunstmest hoeft niet eerst door de bodem te worden omgezet in nutriënten; dat zijn nutriënten. Met kunstmest kunnen akkerbouwers en tuinders dan ook beter inspelen op de bemestingsbehoeften van hun gewassen en is er minder — idealiter geen — uitspoeling.
Hetzelfde geldt voor Renure. Dat als bijkomend voordeel heeft dat er minder broeikasgassen (in vergelijking met kunstmest) en ammoniak (in vergelijking met onverwerkte mest) vrijkomen.
Als mest wordt vergist, dalen de methaanemissies in de veehouderij met minstens 17 procent en ammoniakemissies uit de stal met zo’n 40 procent. Door Renure in plaats van dierlijke- of kunstmest toe te passen, kunnen ook ammoniakemissies bij aanwending op het veld met zo’n 75 procent worden verminderd.
Het Renure-dossier is daarmee een mooi voorbeeld van hoe de belangen van landbouw en klimaat – en de wensen van VVD-boeren en Liberaal Groen – samen kunnen komen. Van beide kanten gaat dank uit naar Jan Huitema, die zich in het Europees Parlement jaren heeft ingespannen om Renure mogelijk te maken. Met, hopelijk binnenkort, resultaat: de Europese Commissie gaat dit jaar bekijken of en hoe de Nitraatrichtlijn kan worden aangepast om Renure toe te laten.
En de dieren?
Voor het dierenwelzijn is Renure geen verbetering. Het zou zelfs tot verslechtering kunnen leiden als dieren meer en vaker op stal worden gehouden om hun mest en methaanemissies af te vangen.
Zover zijn we in Nederland nog lang niet; veehouders zien mest eerder als last dan als kans. Het verlies van derogatie betekent dat de veestapel de komende twee jaar sowieso krimpt. Maar het is wel iets om nú rekening mee te houden.
Het conceptprogramma stelt voor:
Bij een verhoging van de dierenwelzijnsnormen moet er wel rekening worden gehouden met het verdienvermogen van de boer en de tijd die investeringen vraagt.
Dat zien wij anders. Tegen de tijd dat veeboeren en slachthuizen in Roemenië aan dezelfde dierenwelzijnsnormen voldoen die in Nederland (gaan) gelden, zijn onze ondernemers de markt uitgeprijsd.
De gewijzigde Wet dieren, die vereist dat houderijsystemen aan dieren worden aangepast in plaats van andersom, zou deze zomer in werking moeten treden. Kooien worden sowieso verleden tijd. Er is een meerderheid in de Tweede Kamer om het verbod op medisch onnodige ingrepen bij dieren, zoals het preventief afbranden van varkensstaarten, na dertig jaar (!) te handhaven. Twee derde van de kiezers steunt een verbod op megastallen. Vier op de vijf Nederlanders vindt dat dieren iedere dag naar buiten moeten kunnen. Supermarkten willen vanaf 2030 alleen nog Nederlandse versproducten verkopen die voldoen aan de voorwaarden van ‘topkeurmerk’. Dat zijn onder meer PlanetProof en 3 sterren van het Beter Leven-keurmerk. We moeten juist snelheid maken om te zorgen dat we in Europa een gelijk speelveld behouden.
Vandaar dat Liberaal Groen een amendement heeft ingediend om de passage hierboven te vervangen met:
Door de lat hoog te leggen, beschermen en versterken we de concurrentiepositie van Nederlandse veehouders, slachters en zuivelverwerkers.
Dit was deel 2 in een drieluik over de amendementen van Liberaal Groen op het VVD-verkiezingsprogramma voor het Europees Parlement. Deel 1 ging over het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Volgende keer: wanneer Europa verduurzaming van ons voedselsysteem in de weg zit.