Tweede Kamer wil harder optreden tegen dierenbeulen en einde maken aan bio-industrie
Minder, minder dierenleed.
Dankzij linkse partijen, D66 en PVV was er deze week een meerderheid in de Tweede Kamer om dierenbeulen harder aan te pakken en een einde te maken aan de intensieve veehouderij (‘bio-industrie’). Ook NSC, de partij van Pieter Omtzigt, en de VVD stemden diervriendelijker dan rechtse partijen in het verleden.
Ik heb een blog over de stemmingen geschreven voor de Dierencoalitie, waarin ik alle dierenmoties langsga die na het debat over de begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit waren ingediend. In deze nieuwsbrief ga dieper in op de moties over dierenmishandeling en de veehouderij.
Dierenmishandeling
Dankzij een motie van Joost Eerdmans (JA21) en Thom van Campen (VVD) uit 2022, hanteert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een zogenoemd ‘three strike out‘-beleid voor transportbedrijven, verzamelcentra en slachthuizen. Wanneer die onder ‘verscherpt toezicht’ komen te staan, naar aanleiding van een melding over of vaststelling van dierenmishandeling, krijgen die nog drie kansen en voor ze worden gesloten. In feite is het dus een ‘four strikes out’.
Dit beleid geldt niet voor fokkers en veehouders, en we weten dat een klein aantal van die (voorheen ‘risico’)bedrijven jaar op jaar de fout in gaan. Zij leggen ook een onevenredig beslag op de inspectiecapaciteit van de NVWA.
Voor Dion Graus (PVV) was de maat vol: hij diende een motie in om bij zware dierenmishandeling een ‘one strike out‘-regel toe te passen.
Het is allemaal vastgelegd wat daaronder verstaan wordt. Wij willen gewoon ‘one strike out,’ en die toko moet dan gewoon weg, einde oefening. Want ze weten gewoon donders goed wat ze wel en niet mogen, het zijn professionals. En dan hebben ze zich ook zo te houden.
Alleen de BBB, Forum voor Democratie en NSC waren het niet met hem eens.
Graus en Ines Kostić (Partij voor de Dieren) dienden ook moties in om dieren te redden van huiselijk geweld. Graus wees er op dat wie dieren mishandelt, vaak ook zijn — het zijn bijna altijd mannen — kinderen en/of vrouw slaat en andersom:
Als iemand zijn vrouw en zijn kind mishandelt, moet je ook het dier daar weghalen. Omgekeerd geldt dat ook. Als je een verwaarloosde hond op een erf ziet, vind ik dat je ook naar binnen moet gaan om te kijken of er geen kinderen aanwezig zijn.
De PvdD wist dat vier op de tien slachtoffers van huiselijk geweld met een huisdier hun vlucht uitstelt, omdat ze hun dier niet willen achterlaten.
De motie van Graus, om dieren niet achter te laten bij daders van huiselijk geweld, kreeg een meerderheid, maar werd niet gesteund door centrumrechtse partijen: BBB, CDA, NSC, VVD en SGP. De motie van Kostić, om te inventariseren hoe slachtoffers van huiselijk geweld en hun huisdieren in alle gemeenten kunnen worden geholpen, kreeg de steun van de voltallige Tweede Kamer behalve de BBB.
Dierwaardige veehouderij
In het verkiezingsprogramma 2021 pleitte de PVV nog onomwonden voor een einde aan de bio-industrie. In het partijprogramma van vorig jaar ontbrak die belofte, maar de partij is gelukkig niet van haar geloof gevallen. Dankzij de steun van de PVV was er dinsdag een meerderheid in de Tweede Kamer om de intensieve veehouderij ‘op korte termijn’ uit te faseren ten gunste van een dierwaardige veehouderij. De motie was ingediend door Tjeerd de Groot (D66), die zei:
Het is echt niet normaal om dieren te houden in donkere ruimten, om hun staarten af te knippen, om ze naar het slachthuis te vervoeren en ze daar op een industriële wijze — zoals dat hier gaat, soms met schoppen en slaan — te doden. We zijn eigenlijk verplicht aan die dieren om dat gewoon niet meer te doen. Ik zou vandaag willen benutten om met elkaar te zeggen: we gaan gewoon een einde maken aan die bio-industrie.
Dat wil niet zeggen dat het morgen voorbij is, maar het is een niet-te-missen signaal naar de minister, die dit jaar met maatregelen moet komen om uitvoering te geven aan de gewijzigde Wet dieren. Dankzij een amendement van de PvdD uit 2021 is het niet langer toegestaan om dieren pijn of leed toe te brengen als gevolg van hun huisvesting. Wat dat concreet betekent, is te lezen in het Manifest Dierwaardige Veehouderij dat is ondertekend door onder meer Caring Farmers, Caring Vets, Demeter, Ekoplaza en de Vakbond voor Dieren.
Een vorm van intensieve veehouderij waar de Kamer wél het liefst nog dit jaar een einde aan maakt, is de import van vleeskalveren. Meer dan de helft van de kalveren die in Nederland wordt geslacht (in 2022 800.000 van de 1,4 miljoen) is geïmporteerd. Minder dan 10 procent van het kalfsvlees blijft in Nederland; de rest wordt weer geëxporteerd. De handel is in essentie ondierwaardig, omdat de kalveren worden vervoerd voordat ze kunstmelk hebben leren drinken en hun immuunsysteem is ontwikkeld. Esther Ouwehand (PvdD) lichtte toe:
Die dieren zijn twee weken oud. Ze worden in vrachtwagens gepropt. Ze weten niet eens hoe ze in die systemen moeten drinken, want het enige wat ze kennen, is drinken bij de moeder, maar daar zijn ze weggehaald. Ze staan in de vrachtwagen, worden op de boot gezet, worden naar Europa gesleept en komen aan op een Frans verzamelcentrum. Ieder jaar weer als daar controle is, blijkt dat de dieren daar worden mishandeld. Vervolgens belanden ze in Nederlandse kalvermesterijen. Wie wordt daar rijk van? De familie Van Drie. Die staat in de Quote 500. Die dieren hebben ernstig te lijden, de natuur heeft ernstig te lijden en we zitten met een mestoverschot.
Vorig jaar vroeg de Tweede Kamer de minister ook al een einde te maken aan de import van kalveren. Die antwoordde toen dat hij die bevoegdheid niet heeft. We leven immers in één Europese markt. Nederland kan niet eenzijdig de handel in een bepaalde veesoort verbieden.
Deze keer had De Groot misschien het verkiezingsprogramma van de VVD gelezen, waarin staat,
De omvang van de Nederlandse melkveehouderij wordt de maatstaf voor de kalverhouderij.
De motie, mede ingediend door Pieter Grinwis van de ChristenUnie, verzocht de regering,
bij de inrichting van de kalverhouderij te koersen op de omvang en de belangen van de Nederlandse melkveehouderij.
Dat zou bijvoorbeeld kunnen door fosfaatrechten, nu alleen verplicht in de melkveehouderij, toe te passen op alle runderen. Het aantal beschikbare fosfaatrechten is gekoppeld aan het ‘fosfaatplafond’, dat weer voortvloeit uit Europese regelgeving.
Dit plafond is ooit vastgesteld op basis van de fosfaatexcretie van de Nederlandse veestapel in 2002: 173 miljoen kilo fosfaat. Vorig jaar zat de veehouderij daar ruim onder met een excretie van 151 miljoen kilo. Dan denk je misschien: maar dan kunnen die kalveren daarbij en ontmoedigen we alsnog de import niet? Maar in 2022 is ook een geleidelijke daling van het plafond inzet. In 2025 zakt het plafond naar 135 miljoen kilo fosfaat. Dat betekent dus dat er sowieso minder ruimte voor rundvee blijft. Door vleeskalveren onder dezelfde systematiek te brengen, laten we de markt bepalen hoe die reductie wordt bereikt in plaats van dat de overheid generiek beleid oplegt.
Hetzelfde geldt voor dierrechten. Die zijn weer gekoppeld aan het nationale stikstofplafond en gelden voor pluimvee en varkens. Het verschil is dat fosfaatrechten afhankelijk zijn van de leeftijd en productie van een melkkoe, immers dat heeft invloed op de fosfaatuitscheiding. Bij dierrechten geldt simpelweg één recht per dier, omdat de ammoniakuitstoot van kippen en varkens onderling minder verschilt.
Een alternatief zou kunnen zijn dat we alleen import toestaan als kalveren een bepaalde leeftijd hebben bereikt. Vanuit Nederland mogen kalveren pas 30 dagen na hun geboorte worden geëxporteerd. Toch laten we import toe van kalveren die nog geen twee weken oud zijn.
Voor diertransporten van langer dan 8 uur moet bij de NVWA een vergunning worden aangevraagd. Die kost 97 euro per dier. Nederland kan dat best eenzijdig (veel) duurder maken.
Opties zat. Kies er één en regel het.
Wat is belangrijker: dierenwelzijn of klimaat?
Slechts een handjevol partijen vindt dierenwelzijn belangrijker dan klimaat: D66, JA21, PvdD, PVV en Volt. De rest stemde tegen een motie van Graus om dierenwelzijn te laten prevaleren boven milieueisen en ‘de voor dieren verstikkende luchtwassers.’
Luchtwassers zorgen voor minder schadelijke emissies naar de buitenlucht en minder stank in de omgeving. (De machines wassen letterlijk de ammoniaklucht met water voor die naar buiten waait. Je kan je ook afvragen of dat met het oog op steeds drogere zomers een verstandige benutting van ons water is.)
De nadelen: dieren komen nooit buiten en wanneer een luchtwasser uitvalt, wordt de ammoniaklucht in de stal zo giftig dat dieren kunnen stikken. Dat gebeurt gelukkig zelden, maar het gebeurt wél.
Wie gaat dat betalen?
De Groot wees er in zijn toelichting op dat de meeste Nederlanders een dierwaardige veehouderij willen. Uit onderzoek dat de Dierenbescherming en Dierencoalitie voor de verkiezingen lieten uitvoeren door Kieskompas, bleek dat vier op de vijf Nederlanders vinden dat dieren in de veehouderij hun natuurlijke gedrag moeten kunnen vertonen; dat dieren iedere dag naar buiten kunnen; en dat dieren niet meer mogen worden onderworpen aan medisch onnodige ingrepen, zoals het afknippen van varkensstaarten en het onthoornen van kalveren.
Dat heeft een prijs. Kort door de bocht: minder dieren op hetzelfde oppervlak (want meer ruimte hebben we niet) betekent dat eieren, vlees en zuivel duurder worden.
Wie gaat dat betalen? Niet de boer, daar is iedereen het over eens. Gelukkig kopen steeds meer consumenten dierlijke producten van het Beter Leven-keurmerk en/of minderen hun consumptie van dierlijke producten. De verwerkende industrie en supermarkten helpen ook mee. Zo compenseert FrieslandCampina melkveehouders die meer doen voor dierenwelzijn en natuur en vindt je nauwelijks nog vlees zónder 1 ster van het Beter Leven-keurmerk in de schappen.
Om dit op te schalen, zijn ‘duurzaamheidsafspraken’ nodig. Het Europese mededingingsrecht staat die sinds kort toe. Vlees- en zuivelverwerkers en supermarkten mogen met boeren afspreken dat zij alléén nog producten inkopen als de boer aan bepaalde duurzaamheidseisen voldoet, en mogen daar dan ook een hogere prijs voor betalen. (Dit is in wezen natuurlijk een kartel, vandaar dat het Europese recht moest worden aangepast.)
Blijft over: de rest van de wereld. Nederland importeert en exporteert immers veel voedsel. Als Nederlandse veehouders aan hogere eisen worden gehouden en de Nederlandse supermarkt blijft vlees uit Argentinië importeren en de Duitse supermarkt betaalt geen meerprijs voor dierwaardig vlees, dan houden we in Nederland niet een dierwaardige veehouderij over maar géén veehouderij.
In Europa gaan gelukkig steeds meer stemmen op om de import van voedsel uit landen met lagere standaarden voor dierenwelzijn en milieu te weren. Frankrijk is bijvoorbeeld voor. De VVD ook, hoewel de BBB dit in hun verkiezingsprogramma krachtiger hebben geformuleerd: niet importeren wat we hier niet mogen produceren. Eigenlijk heel logisch.
Dat is niet één-twee-drie geregeld. Aanpassing van Europees beleid vergt sowieso tijd en dan heeft de EU ook nog handelsakkoorden met andere landen waarin soms afspraken zijn gemaakt over landbouwproducten.
Wat we wellicht op kortere termijn kunnen doen, is met België en Duitsland — samen 35 procent van onze afzetmarkt — afspraken maken. Die landen kijken ook niet heel anders naar dierwaardigheid als wij. België worstelt zelfs met dezelfde ‘stikstofcrisis’ als wij. Duitsland voert dit jaar een soort Beter Leven-etiket in voor vers vlees.
Marieke Koekkoek (Volt) diende een motie in die de regering verzoekt om tot grensoverschrijdende prijsafspraken te komen, om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Slechts drie partijen stemden tegen: Forum voor Democratie, JA21, en… BBB?