Het kabinet-Rutte offert het grootste Nederlandse natuurgebied, het Nederlandse deel van de Noordzee, op aan het klimaatbeleid. Vorige week beschreef ik hoe onze Noordzee industriegebied wordt, vol met windmolenparken en waterstoffabrieken. Vandaag in Wynia’s Week: de zeevisserij dreigt door het beleid van minister Rob Jetten het loodje te leggen.
‘Het is onwaardig zoals de visserij behandeld wordt.’ Volgens Geert Meun van de vereniging VisNed staat het water de Urker kottervissers aan de lippen. Na het Europese verbod op pulsvisserij en het verlies van visrechten als gevolg van Brexit wil de minister voor Klimaat en Energie, Rob Jetten (D66), visgronden in de zuidelijke Noordzee volbouwen met windmolenparken. Het zou voor de Nederlandse Noordzeevisserij de genadeklap kunnen betekenen.
De brandstofprijzen zijn ook nog eens de pan uitgerezen. In tegenstelling tot concurrenten in België en Frankrijk worden Nederlandse kottervissers daarin niet tegemoet gekomen. ‘Daaruit blijkt dat er bij de Nederlandse overheid, bij dit kabinet, geen enkele urgentie is om de Nederlandse kottervloot op de been te houden,’ vindt Meun.
Johan Nooitgedagt, voorzitter van de Nederlandse Vissersbond, is het met hem eens:
Het is zeker zo dat wij als Nederlandse kottervisserij ons opgeofferd voelen om de windmolenindustrie op de Noordzee verder uit te rollen. Rijke visgronden zijn ons afgepakt. We kijken er naar en iedereen laat het maar gewoon gebeuren.
‘Wij krijgen de dubbele rekening gepresenteerd’
Vissers zijn de oudste gebruikers van de Noordzee, maar hun belangen moeten het afleggen tegen de klimaatambities van het kabinet. Om in 2030 21 gigawatt stroom op de Noordzee te kunnen opwekken, worden de vier windmolenparken van Hollandse Kust en IJmuiden Ver volgebouwd. De velden liggen op 18 tot 60 kilometer uit de kust.
Twee jaar geleden zegde het Rijk in het zogenoemde Noordzeeoverleg, waaraan ook energiebedrijven, natuurorganisaties en de scheepvaart deelnemen, de vissers nog toe te gaan kijken of Hollandse Kust en IJmuiden Ver deels onbebouwd konden blijven. Dan zou er meer ruimte overblijven voor de kotters.
Delen van de parken Hollandse Kust blijven toegankelijk voor de visserij, maar het zuidelijk deel van IJmuiden Ver wordt natuurgebied. ‘Wij krijgen de dubbele rekening gepresenteerd,’ zegt Meun.
Gigantische gebieden raken wij kwijt aan windparken. Daarnaast worden er ook weer natuurgebieden geïntroduceerd.
In 2030 zou 15 procent van de Nederlandse Noordzee vrij van zogenoemde ‘bodemberoerende’ visserij moeten zijn. Maar sinds het verbod of pulsvisserij — op onwetenschappelijke gronden door Frankrijk doorgedrukt — kunnen Nederlandse kotters niet anders dan met sleepnetten vissen. Anders krijgen ze de platvissen niet van de bodem.
Kotters houden er mee op
Bij pulsvisserij worden de vissen met elektrische schokjes van de bodem los geschrokken. Dat leidt tot minder brandstofgebruik en veel minder bijvangst. Maar daar wilden de Fransen niet in investeren.
Nederlandse kotters hadden dat wel gedaan en zien hun opbrengsten nu verdampen. Er zijn minder dan 300 kottervissers over, waarvan 75 op Urk. Meun schat dat van de 90 grote kotters die op platvis vangen de helft zich heeft aangemeld voor sanering, oftewel: uitkoop.
Ontzettend veel vissers hebben het moede hoofd in de schoot gelegd.
Overheid stuurt op kleinere vloot
Naast geld voor sanering zijn er op papier tientallen miljoenen euro’s beschikbaar voor innovatie, maar daar is de overheid een stuk zuiniger mee. ‘Er wordt totaal geen perspectief geboden voor de toekomst,’ zegt Meun.
Wanneer vissers zich uit laten kopen, moeten ze ook hun vangstrechten opgeven, waarmee de overheid in feite stuurt op inkrimping van de vissersvloot. Minister Jetten zegt dat niet zo, maar het staat in zoveel woorden in het Programma Noordzee waaraan zijn ministerie samen met Binnenlandse Zaken, Infrastructuur en Landbouw schreef:
Voorts wordt de omvang van de vloot aangepast aan de beschikbare ruimte op zee.
De vissers zien de bui al hangen. ‘Het vertrouwen in de overheid heeft enorme deuken opgelopen,’ zegt Nooitgedagt. ‘Ondanks alle innovatiekracht en nieuwe ideeën stoten wij elke keer onze kop.’
Akkoord verdeelt de visserij
De windmolenparken van Jetten moeten precies in die delen van de Noordzee komen waar de kotters garnalen en platvis halen. Daar is de zee ondiep, en daar leven de platvissen. Maar dat maakt het ook het meest rendabel om juist daar schachten voor windmolens in zee te plaatsen.
Het Noordzeeakkoord, de uitkomst van het Noordzeeoverleg, stelde compensatie in het vooruitzicht voor vissers die door de bouw van windmolenparken worden verdrongen. Daar heeft de sector nog niets van gezien. Wel kwam er geld uit Brussel ter compensatie van Brexit. Nederlandse vissers mogen een kwart minder vis in Britse wateren vangen. Het is echter onduidelijk hoe lang dat zo blijft. De afspraak met het Verenigd Koninkrijk geldt voor vijfenhalf jaar.
Voor Meun was het Noordzeeakkoord, waarin toch vooral voorrang werd gegeven aan wind-op-zee, de laatste druppel. Hij stapte met VisNed uit het overleg. De collega’s uit Texel, Wieringen, Zeeland en het westen van het land bleven aan tafel en stapten uit VisNed. De visserijvereniging viel uit elkaar.
Kleine vissers zien wel kansen
De enige optimist is Albert Jan Maat, oud-Europarlementslid voor het CDA en sinds 2016 voorzitter van netVISwerk, dat de belangen van kust- en binnenvissers behartigt. Als kleine schepen tussen de windmolens mogen vissen — dat kan in Britse wateren en Maat heeft er vertrouwen in dat ook Nederland dat gaat toestaan — en de staat niet de beste visgronden vol windparken bouwt, dan ziet Maat nog kansen: voor een kleinschaligere visserij, die minder brandstof verbruikt, vaker kan aanlanden, en dus beter kan inspelen op de vraag van de markt. Hij wijst er op dat vier op de tien Nederlandse strandtenten niet eens Nederlandse vis verkoopt. De meeste Noordzeevis wordt geëxporteerd.
Zo’n omschakeling ‘zal met veel pijn gepaard gaan,’ erkent Maat, en het vergt een andere houding van de overheid: ‘Het kabinet moet nu wel de lef hebben om de voedselvoorziening op gelijke hoogte te plaatsen’ als de energievoorziening.
Er zijn ideeën. Bijvoorbeeld schelpdieren en zeewier kweken aan de betonvoeten van windmolens. Maat en Meun zijn niet enthousiast. De eerste waarschuwt dat mosselen kweken op de open zee een stuk lastiger zal zijn dan in de rustige Oosterschelde en Waddenzee. De Urker vermoed dat er ‘vast een handvol vissers’ is die daarmee aan de slag wil gaan, maar: ‘het staat in geen enkele verhouding met wat wij kwijtraken.’