Kiezen we écht voor innovatie in land- en tuinbouw?
We innoveren binnen bestaande systemen, waardoor een systeemverandering langer op zich laat wachten.
Het is een journalistieke wijsheid dat wanneer de kop van een artikel een vraag stelt, het antwoord bijna altijd ‘nee’ is. Deze nieuwsbrief is geen uitzondering.
Het kabinet zegt in Europa voorop te willen lopen ‘in een systeemwijziging voor de landbouw en de mariene omgeving, opdat er in de EU op een efficiënte manier voldoende betaalbaar gezond voedsel kan (blijven) worden geproduceerd met oog voor klimaat, natuur en leefomgeving.’
Maar in zoverre Nederland nog voorop loopt, is dat niet dankzij de inzet van dit kabinet. Terwijl andere lidstaten een systeemwijziging actief tegenwerken.
Sleutelen met zaden
Een voorbeeld van wat we in Nederland kunnen — en waar ik zelf een maand geleden nog weinig van wist — is zaadveredeling. Naar schatting 35 procent van de wereldhandel in groentezaden is afkomstig uit Nederland. De meeste bedrijven die hier zaden veredelen, zijn genesteld in de streek tussen Enkhuizen en Warmenhuizen. Vijf van de 30 bedrijven in deze ‘Seed Valley’ staan zelfs in de top 10 van grootste producenten van groentezaden ter wereld.
Jeroen Rouppe van der Voort werkt als research manager bij één van die bedrijven: Enza Zaden. Op dinsdag 10 december praatte hij leden van Liberaal Groen in een webinar bij over de laatste technologische ontwikkelingen op zijn vakgebied. Jeannette Baljeu en Wim Meulenkamp namen deel vanuit respectievelijk het Europees Parlement en de Tweede Kamer.
Op de website van Liberaal Groen is een uitgebreide terugblik te lezen. De korte versie: met gerichte genetische aanpassingen kunnen bedrijven als Enza Zaden tussenstappen in de veredeling overslaan, waarin verschillende fruit- of groenterassen met elkaar worden gekruist om nieuwe rassen te maken die bijvoorbeeld minder vatbaar zijn voor plagen of minder water nodig hebben om te groeien. Handmatig veredelen vergt minstens zes jaar tijd, en soms langer. Zo ontdekte Enza Zaden al in 2015 resistentie tegen een tomatenvirus in hun genenbank. In 2022 bracht het een virusresistente tomaat op de markt. Met ‘nieuwe genomische technieken’, zoals CRISPR-Cas, kan dit knippen en plakken tot drie of vier jaar worden teruggebracht.
Dat biedt kansen om bijvoorbeeld het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen sneller af te bouwen en voedsel te blijven produceren onder veranderende weersomstandigheden.
10 miljard mensen voeden
Dat vinden de Europese Commissie en een meerderheid in het Europees Parlement ook. Beide willen in de Europese wet (eigenlijk: verordening) voor genetische modificatie een knip aanbrengen tussen het inkruisen van soorteigen en niet-soorteigen eigenschappen. Dat eerste zou je veredeling 2.0 kunnen noemen. Het tweede is wat doorgaans onder ‘genetische modificatie’ wordt verstaan, en hiervoor houdt de EU de strengste regels ter wereld.
Een klein aantal conservatieve lidstaten — Frankrijk, Hongarije, Italië — gaat zelfs dat te ver. Landen met stagnerende economieën en bevolkingskrimp. Die hoeven zich niet druk te maken over het voeden van 10 miljard mensen in 2050.
Wij wel. Alleen onze eigen bevolking neemt de komende 25 jaar naar verwachting al met 4 miljoen toe. Al die Nederlanders gaan we niet voeden met nog meer megastallen en slachthuizen. Met uitzondering van ministaten zoals Bermuda en Singapore hebben wij al de hoogste ‘veedichtheid’ (aantal dieren afgezet tegen de oppervlakte van het land of het landbouwareaal) ter wereld.
Sterker, als we die 22 miljoen Nederlanders ook een beetje schone lucht, schoon water en natuur willen meegeven, blijft er mínder ruimte over voor veehouderij dan nu. Als we daarnaast ook nog eens topexporteur van voedsel willen blijven, is de puzzel snel gelegd.
Naar het buitenland
Een veelgehoord tegenargument is dat we de productie van eieren, vlees en zuivel naar het buitenland verjagen als we hier (te) schoon en diervriendelijk willen produceren.
Dat zal niet geheel onwaar zijn, ook al wekt de overtrokken toon waarin dit soort waarschuwing nogal eens worden geuit mijn sympathie niet. (Deze maand voorspelt de algemeen directeur van LTO ‘de ondergang van Europa’ als de voedselindustrie ‘slachtoffer’ wordt van duurzaamheidsdoelen. Met een verwijzing naar regels voor kromme komkommers die in 2009 zijn afgeschaft…)
Het is niettemin om twee redenen kortzichtig:
Nederland loopt als klein, dichtbevolkt land met een grote druk op schaarse ruimte als eerste tegen grenzen aan waar ook andere landen tegenaan zullen lopen. Dat is niet mijn mening; dat schrijven de minister en staatssecretaris van Landbouw, Femke Wiersma en Jean Rummenie (beiden BBB). Wereldwijd staat driekwart van het landbouwareaal in dienst van de veehouderij: daar grazen dieren of wordt veevoer geteeld. Terwijl klimaatverandering, overbemesting, overbeweiding, natuurlijke erosie en verzilting, en de groei van steden om een groeiende bevolking te huisvesten de beschikbaarheid van landbouwgrond onder druk zetten. Als veeteelt naar het buitenland verhuist, loopt het daar vroeger of later tegen dezelfde beperkingen aan als hier.
Door krampachtig vast te houden aan het oude, houden we vernieuwing tegen. Het is niet toevallig dat Frankrijk, Hongarije en Italië zich binnen de EU óók verzetten tegen kweekvlees en producten uit innovatieve fermentatie, zoals zuivel gemaakt zonder koe. Het liefst zouden ze ‘alternatieve eiwitten’ verbieden nog voordat de Europese voedsel- en warenautoriteit de kans krijgt om het te keuren.
Juist dat soort innovatieve voedselmakers wijken nu naar het buitenland uit. Kweekvlees is een Nederlandse uitvinding. In Europa is het nog steeds niet te koop. In Amerika, Israël en Singapore wel. De twee Nederlandse kweekvleesbedrijven, Meatable en Mosa Meat, hebben alle twee een productielijn in Singapore op touw gezet.
In Amerika, Israël en Singapore worden ook al gefermenteerde zuivelalternatieven verkocht. In de meest innovatieve vorm worden hierbij genetisch gemodificeerde bacteriën ingezet die iedere voedingsbron kunnen omzetten in eiwit voor diervoeder of humane consumptie. Zelfs afgevangen CO₂ van fabrieken en plastic afval. (Dat is dus ‘genetische modificatie’ van de tweede categorie. Amanda Bess van The Good Food Institute beschrijft hoe alternatieve eiwitten kunnen bijdragen aan een circulaire economie.) In de lichtere variant worden bacteriën of schimmels op gewenste eigenschappen geselecteerd.
Planet B.io in Delft huisvest meerdere bedrijven die hierin pionieren (met steun van onder andere de provincie Zuid-Holland). Andere voorbeelden zijn Farmless in Amsterdam en The Protein Brewery in Breda. Those Vegan Cowboys gebruiken gras als grondstof. Grassa ook, maar dan met nadruk op het verdienmodel van de boer in plaats van de toepassing.
Je krijgt waar je voor betaalt
Wie The Protein Transition Map van Foodvalley bekijkt, ziet dat Nederlandse barst van de innovatie.
Het is helaas niet het soort innovatie waar minister Wiersma warm van wordt.
In een brief aan de Tweede Kamer over haar inzet in de EU noemt de minister naast nieuwe genomische technieken ‘de doorontwikkeling van luchtwassers en innovatieve stalvloeren.’ Die brengen geen ‘systeemwijziging voor de landbouw’ in gang; dat zijn technieken die de houdbaarheid van het oude systeem verder oprekken.
In een andere brief stelt de minister voor om, verspreid over vier jaar, nog eens 1,25 tot 2,5 miljard euro extra te steken in ‘innovatieve stal- en managementmaatregelen (inclusief voer), evenals innovatieve manieren voor het toedienen van dierlijke mest.’
Meer dan 80 procent van de Europese landbouwsubsidies komen in Nederland al terecht bij de veehouderij, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Leiden.
En meer dan 80 procent van de innovatie in akkerbouw en veeteelt komt uit ‘procesvernieuwing. (De glastuinbouw is relatief vooruitstrevend met een kwart ‘productvernieuwing’.) Met andere woorden: je krijgt waar je voor betaalt. Nederland subsidieert vooral innovaties die bestaande productiesystemen efficiënter en duurzamer maken, en de minister wil dat nog méér doen.
ProVeg onderzocht in 2022 hoeveel subsidie de overheid gaf op vlees en zuivel enerzijds en vlees- en zuivelalternatieven anderzijds. De cijfers waren toen: 2 miljard euro voor het één en 29 miljoen euro voor het ander. Dat is 71 keer meer voor dierlijk. Als Wiersma haar zin krijgt, loopt dat verschil nog hoger op.
Een ander voorbeeld: Nederland heeft als enige lidstaat van de EU geen aparte subsidieregeling voor biologische boeren. Met een biologisch areaal van 4,4 procent zijn we bijna hekkensluiter in Europa. In Oostenrijk en Zweden wordt op respectievelijk 25 en 20 procent van de landbouwgrond biologisch geboerd. Het EU-gemiddelde is 10,5 procent. (Opvallend genoeg is Nederland wel de vierde producent van biologische groenten in de EU. Een verdienste van onze tuinders, die op weinig grond veel voedsel kunnen produceren.)
‘Misleiding’
Het is niet alleen geld; knellende regelgeving zet vernieuwers op twee-nul achterstand.
De EU verbiedt het om producten ‘boter’, ‘kaas’ of ‘yoghurt’ te noemen wanneer geen melk wordt gebruikt dat ‘door de melkklieren wordt afgescheiden en bij één of meer melkbeurten is verkregen.’ (Zo staat het letterlijk in de wet.) Wie ‘havermelk’ op een verpakking zet, is strafbaar.
Met deze Europese wet in de hand stapt de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) geregeld naar de Reclame Code Commissie en de rechter om plantaardige concurrenten het leven zuur te maken. De NZO zegt alleen maar te willen voorkomen dat consumenten worden ‘misleid’. Dezelfde NZO werd in 2020 en in 2024 door dezelfde Reclame Code Commissie terechtgewezen voor tientallen misleidende en feitelijk onjuiste uitspraken over dierenwelzijn in de melkveehouderij en de gezondheidswaarde van zuivel.
Dat termen als cacaoboter, kokosmelk, leverkaas en pindakaas van de EU wél mogen, vindt de NZO dan weer niet misleidend. Dat is ‘gebaseerd op traditioneel gebruik.’
Omdat zuivel en vlees al voor de oprichting van de Europese voedsel- en warenautoriteit EFSA in 2002 op de markt waren, zijn die niet meer aan de strengste goedkeuringsprocedure voor levensmiddelen ter wereld onderwerpen. Waarbij markttoelating in de EU niet alleen afhankelijk is van een positief oordeel van de EFSA, maar vervolgens ook akkoord moet krijgen van een meerderheid van de Europese ministers van Landbouw.
Dat is meestal een formaliteit, maar producenten van vlees- en zuivelalternatieven zien de bui al hangen. In januari stuurden Frankrijk, Italië en Oostenrijk een brief, waarin zij kweekvlees een ‘bedreiging’ van onze — daar is ‘ie weer — ‘traditie’ noemden. Cyprus, Griekenland, Hongarije, Litouwen, Luxemburg, Malta, Roemenië, Slowakije en Tsjechië tekenden mee.
Multinationals grijpen de kansen wél
De internationale voedingsmiddelenindustrie heeft wel wat beters te doen dan dit soort achterhoedegevechten voeren. Danone, DSM, Fonterra, Nestlé en Unilever hebben flink geïnvesteerd in plantaardige en gefermenteerde zuivelalternatieven en -vervangers. Het Braziliaanse JBS, de grootste vleesverwerker ter wereld, nam in 2021 de Nederlandse vleesvervanger Vivera en het Spaanse kweekvleesbedrijf BioTech Foods over. De Amerikaanse concurrent Tyson heeft inmiddels een eigen plantaardige lijn. In een jaar tijd nam de verkoop van plantaardige worsten in Amerika met 29 procent toe. Cargill, in Nederland vooral bekend als importeur van veevoer, is investeerder in Memphis Meats en het Israëlische Aleph Farms.
Het Amerikaanse adviesbureau Kearney rekent in 2030 op een marktaandeel van 570 miljard dollar voor vlees- en zuivelvangers. Denktank RethinkX is nog enthousiaster. Zij voorspelden in 2019 dat het binnen tien jaar tijd vijf keer goedkoper zou worden om eiwitten zonder in plaats van met dieren te produceren. Die voorspelling lijkt, vier jaar later, te gewaagd, maar hun berekening van de gevolgen van zo’n prijsomslag waren nauwkeuriger onderbouwd: halvering van de veestapel.