Kabinet mist koppelkansen van een dierwaardige veehouderij
Beleid puur gericht op het verlagen van emissies kan dierenwelzijn zelfs schaden.
Sinds het begin van dit jaar is er in de Tweede Kamer veel gesproken en gedebatteerd over de toekomst van de veehouderij. In het kader van uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf, doelsturing, stikstof, klimaat en voedsel, mest en nog een keer stikstof.
Woensdag is er weer een stikstofdebat. Volgende week debatteert de Kamer over het ontwerp-Klimaatplan van het kabinet, waarin landbouw en landgebruik één van de vijf relevante sectoren zijn samen met elektriciteit, de gebouwde omgeving, industrie en vervoer.
Goeddeels ongenoemd in de debatten en afwezig in het ontwerp-Klimaatplan: de dierwaardige veehouderij.
Terwijl dankzij een amendement van Tjeerd de Groot (D66) en Thom van Campen (VVD) op de Wet dieren vorig jaar een systeemverandering in gang is gezet die nota bene twee deadlines bevat: vóór de zomer moet de minister van Landbouw met nieuwe regelgeving komen, onder meer voor nieuw- en verbouw van stallen, zodat uiterlijk in 2040 de Nederlandse veehouderij voldoet aan de zes principes van dierwaardigheid, zoals die in 2021 door de Raad voor Dierenaangelegenheden zijn geformuleerd.
In april weten we meer
We wachten in spanning af waar Femke Wiersma (BBB) mee komt. Om de verplichte internetconsultatie van een maand te kunnen doorlopen, en haar ambtenaren voldoende tijd te gunnen om naar aanleiding daarvan nog aanpassingen te doen voordat het pakket maatregelen naar de Tweede Kamer gaat, zou de minister uiterlijk in april een conceptversie klaar moeten hebben.
Vertegenwoordigers van de kalver-, melkvee-, pluimvee- en varkenssectoren hebben niet op hun handen gezeten, en samen met Caring Farmers, de Dierenbescherming, levensmiddelenindustrie en supermarkten onderhandeld over een Convenant dierwaardige veehouderij. Hierin worden afspraken gemaakt die ervoor moeten zorgen dat boeren de omslag naar een dierwaardige veehouderij kúnnen maken, omdat hun afnemers de meerkosten betalen.
Een dierwaardige veehouderij kost naar schatting zo’n 1 miljard euro extra per jaar. Voor de omschakeling (dus eenmalige kosten) zou 4 tot 5 miljard euro nodig zijn. Ter vergelijking: consumenten besteden jaarlijks 16 miljard euro aan eieren, vlees en zuivel. Veehouders krijgen jaarlijks zo’n 500 miljoen euro subsidie (stoppersregelingen niet meegerekend).
Voor de zuivel is reeds een routekaart gepubliceerd, waarin de Dierenbescherming en leden van ZuivelNL sectorspecifieke afspraken hebben gemaakt. Voor de andere sectoren zijn vergelijkbare stappenplannen, die samen met het overkoepelende convenant ook in april naar buiten zouden moeten komen. Met de kleinere sectoren, zoals geiten en schapen, wordt daarná onderhandeld.
Komt allemaal goed? Nou… Het fundament van dit alles is dus nog onzeker zolang we niet weten hoe Wiersma de wet van De Groot en Van Campen invult.
Wat nu niet zou niet helpen, is als het kabinet in het kader van klimaat- of natuurbeleid keuzes maakt die de transitie naar een dierwaardige veehouderij tegenwerken.
Dat dreigt wel te gebeuren.
Copy-paste in Klimaatplan
De paragraaf landbouw in het ontwerp-Klimaatplan leest als een copy-paste van de brief die Wiersma in november aan de Tweede Kamer stuurde over haar aanpak stikstof. Ze zet enerzijds in op doelsturing, waarmee boeren ‘zelf bepalen welke stappen ze kunnen zetten en welke investeringen ze moeten doen voor de langere termijn,’ en anderzijds op innovaties, ‘zoals technische en managementmaatregelen op het gebied van stal, mest(opslag), dier en voer,’ waarmee ‘een flinke broeikasgasemissiereductie kan worden behaald in de melkvee-, varkens- en andere dierlijke sectoren.’
Concreet gaat dat bijvoorbeeld over ‘emissiearme’ stalvloeren, waarvan we al drie jaar weten dat ze niet zo emissiearm zijn. Ook veroorzaken ze kreupelheid en andere pootproblemen bij koeien.
En luchtwassers, waardoor minder ammoniak de stal uitstoot. Varkens die ín de (dichte) stal leven, hebben daar niets aan. Door enkel te sturen op verlaging van emissies geeft de overheid veehouders juist een (perverse) prikkel om dieren op te hokken.
Verder stelt het ontwerp-Klimaatplan voor om koeien te fokken op een lagere methaanemissie. Dat is het tegenovergestelde van ‘respect voor de intrinsieke waarde en integriteit van het dier’ — voorwaarde één van een dierwaardige veehouderij. De systeemverandering is juist dat we dieren niet meer aanpassen aan onze manier van vee houden, maar de veehouderij aanpassen aan de behoeften van dieren.
Wat fokken op een lage methaanuitstoot op de lange termijn doet met bijvoorbeeld de darmgezondheid van koeien weten we nog niet. We weten wel dat eerdere fok op hoge productie en efficiëntie ziektes als mastitis en melkziekte in de hand heeft gewerkt.
Om dit soort innovaties toch te stimuleren, wil Wiersma 2,2 miljard euro meer subsidie.
‘Innovatie’ kan niet alles
De minister schermt met een WUR-rapport, waaruit zou blijken dat innovaties de uitstoot van ammoniak en broeikasgassen in de veehouderij met helft kunnen terugbrengen.
De auteurs waarschuwen echter dat die reductie alleen kan worden bereikt als álle veehouders in Nederland álle innovaties die op hun bedrijf toepasbaar zijn optimaal benutten en goed onderhouden. Dat is niet reëel. Eén van de tekortkomingen van de ‘emissiearme’ stalvloeren was dat in niet iedere stal de vloer regelmatig werd gereinigd.
De Wageningse onderzoekers ramen de jaarlijkse meerkosten van alle technologische- en voerinnovaties op 400 tot 520 miljoen euro; ongeveer een verdubbeling van de subsidies die nu naar de veehouderij gaan.
Dat geld heeft de minister niet. De voorgenoemde 2,2 miljard is eenmalig, voor de periode 2026-30. Boeren zouden dus wel subsidie kunnen krijgen op de aanschaf van dure techniek, maar na 2030 moeten ze de investeringen zelf terugverdienen.
De minister heeft daarentegen nog geen budget ingetekend voor de omschakeling naar een dierwaardige veehouderij.
Boeren kijken de kat uit de boom. Tot januari van dit jaar konden veehouders inschrijven op een subsidie voor de Lely Sphere, een systeem dat volgens de fabrikant 77 procent ammoniakuitstoot kan besparen. Kosten: 175.000 euro. Wiersma bood aan om voor iedere veehouder 80 procent van die kosten te vergoeden. Follow the Money bericht dat twaalf melkveehouders een subsidie hebben aangevraagd.
Farmers Defence Force, misschien niet de eerste groep waar je aan denkt bij dierwaardige boeren, is kritisch over Bovaer, een voeradditief waarmee de methaanuitstoot van koeien 28 procent zou kunnen worden verlaagd. ‘Waarom zou je chemie aan je dieren voeren als er ook andere natuurlijke opties zijn?’ vraagt de boerenactiegroep zich af.
Geen draagvlak
Ik zie zeker kansen voor hoogtechnologische innovatie in de landbouw. In cellulaire landbouw. In precisielandbouw. In glastuinbouw.
In de veehouderij? Er is technologie die een dierwaardige veehouderij niet tegenwerkt, zoals:
Mestrobots om de vloeren schoon te vegen.
Sensoren om diergedrag en emissies te meten.
Varkenstoiletten in stallen met vrije uitloop.
Bemoedigende innovaties in houderijsystemen zijn Kipster en de stallen van Rondeel, Kalverliefde en de VrijLevenStal voor koeien, Livar en Zonvarken. Tal van boeren zijn ook op hun eigen manier bezig met uitvinden van dierwaardige en rendabele manieren van veehouderij. De website GoedGehouden brengt deze boeren in kaart.
Voor technologie die geen rekening houdt met dierwaardigheid is geen draagvlak. Vier op de vijf Nederlanders wil een einde maken aan de intensieve veehouderij, waarin dieren hun natuurlijke gedrag niet kunnen vertonen. Vier op de vijf vindt dat methoden en technieken die de productie per dier verhogen, zoals plofkippen en fokken op zeugen die veel biggen werpen, moeten worden verboden. 72 procent wil niet dat we dieren ophokken om schadelijke emissies te voorkomen. 68 procent steunt een verbod op ‘megastallen’.
De Raad voor Dierenaangelegenheden zei in 2021 al, ‘de veehouderij is alleen toekomstbestendig als deze ook dierwaardig is.’
Alleen de minister van Landbouw en haar partij vinden dat de veehouderij al dierwaardig (genoeg) is.
Doodlopend pad
Het alternatief op een dierwaardige veehouderij is niet doorgaan op de bekende weg. Het alternatief is een doodlopend pad.
‘Uiteindelijk is extensiveren de uitweg,’ meende John Arink, rundveehouder en lid van de Raad van Advies van Caring Farmers, in 2023.
En niet technische innovaties als het end-of-pipe-systeem van luchtwassers of koetoiletten. Dat gaat het niet worden.
Sindsdien is Nederland de ‘derogatie’ (uitzondering) op de Europese Nitraatrichtlijn kwijtgeraakt, waardoor er zo’n 20 procent minder mestplaatsingsruimte komt. Voorheen grondgebonden, extensieve rundveehouders moeten nu voor het eerst concurreren met intensieve kalver- en varkenshouders op de marktmarkt. Waar melkveehouders in het verleden gemiddeld rond de 5.000 euro per jaar kwijt waren om hun mest af te zetten, was dat vorig jaar 14.000 euro en de verwachting is dat de kosten dit jaar nog eens verdubbelen.
Nederland kreeg derogatie, omdat we veel grasland hebben en gras meer stikstof vasthoudt dan andere gewassen, waardoor er minder in grond- en oppervlaktewater uitspoelt als nitraat. Toch blijft de waterkwaliteit in met name veedichte gebieden ondermaats. De Europese Commissie had de derogatie in 2024 in één keer in kunnen trekken, maar we krijgen drie jaar de tijd. Voorwaarde voor deze gestage afbouw is dat we de landelijke mestplafonds voor fosfaat en stikstof evenredig verlagen.
Wiersma wil meer mest exporteren en boeren meer betalen om grasland te behouden. (Wat de biodiversiteit overigens niet helpt. Lege velden raaigras zijn voor insecten en vogels niet zo interessant.) Of en hoeveel mestplaatsingsruimte dit gaat opleveren — en dus de kosten van mestmarkt drukt — zullen we de komende maanden moeten zien. Hetzelfde geldt voor het effect van stoppersregelingen, die immers vrijwillig zijn. Zo’n 1.300 veehouders hebben zich hiervoor aangemeld, maar gesprekken en de afhandeling nemen tijd in beslag. Niet alle 1.300 zullen voor het einde van het jaar zijn gestopt.
Het enige dwingende instrument dat Wiersma heeft, is fosfaat- en dierrechten uit de markt halen. Er gold al 10 procent afroming bij overdracht van fosfaatrechten buiten de familie, omdat de overheid naar een grondgebonden melkveehouderij wil. Dat is per 1 januari verhoogd naar 30 procent. Voor dierrechten gold geen afroming. Per 1 januari is dat 13 procent voor kippen en 22 procent voor varkens. (Eenden, kalveren, geiten en schapen zijn uitgezonderd van productierechten.)
Doordat er minder rechten zijn, stijgen de prijzen. Kleine, vaker extensieve boeren zijn degenen die dit en volgend jaar wellicht rechten willen verkopen, omdat ze hun mestafzet anders niet kunnen betalen. Als die worden opgekocht door intensieve (meestal kapitaalkrachtigere) boeren, sturen we op het tegenovergestelde van een dierwaardige veehouderij.
Zelfs met afroming is het de vraag of we onder de productieplafonds komen, laat staan de reducties in stikstofuitstoot realiseren die nodig zijn om de depositie op stikstofgevoelige Natura 2000 te verminderen. In de wet staat nog dat 40 procent van de stikstofgevoelige natuur dit jaar onder de zogenoemde kritische depositiewaarden (hoeveel stikstof het gebied aankan) moet worden gebracht. De rechter heeft dat doel al onhaalbaar verklaard, maar verwacht wel dat het kabinet beleid maakt om in 2030 de helft van de natuurgebieden te beschermen.
Het Planbureau voor de Leefomgeving denkt dat het kabinetsbeleid tot 19 procent minder uitstoot van ammoniak en 12 procent minder uitstoot van broeikasgassen leidt in 2030. Dat is niet genoeg voor de natuur en niet genoeg voor het klimaat.
Omdat ‘verplichte uitkoop’ taboe is voor de BBB — en ook op korte termijn waarschijnlijk geen soelaas biedt, want getroffenen kunnen daartegen in beroep gaan — dreigt een ‘generieke korting’ in fosfaat- en dierrechten. Bijvoorbeeld: alle boeren moeten 10 procent inleveren. Dit wordt ook wel een ‘koude sanering’ genoemd.
‘Structuurbeleid’
De politiek ziet die bui ook hangen.
Een wetsvoorstel van GL, PvdA en SP om te kunnen sturen op minder dieren in ‘veedichte gebieden’ werd in 2018 nog door de meeste partijen van de hand gewezen. Vorige maand steunde de Tweede Kamer wel een motie van Harm Holman (NSC) en Van Campen om ‘structuurbeleid’ rondom de Veluwe en Peel te voeren: twee vee-intensieve gebieden op zandgrond, waar de emissies van ammoniak naar lucht en water het hoogst zijn.
Jan Willem Erisman, die in zijn eentje meer weet van stikstof dat wij, vertelde Kamerleden vorige week: om 50 procent van de beschermde natuur in Nederland onder de kritische depositiewaarden te krijgen in 2030, en 74 procent in 2035 (zoals in de ‘stikstofwet’ van 2021 staat), moet de uitstoot landelijk met 30 procent naar beneden en in zones van 2 tot 4 kilometer rondom Natura 2000 met 70 procent.
Gebeurt dat niet, dan waarschuwde zijn buurman Johan Vollenbroek, voorman van Mobilisation for the Environment (MOB), dat hij doorgaat met het voeren van rechtszaken. De natuurvergunning van eendenslachter Tomassen Duck-To in Ermelo is reeds vernietigd door de Rechtbank Midden-Nederland. Omdat dit het enige eendenslachthuis van Nederland is, zou de gehele eendenhouderij kunnen verdwijnen. De meeste eendenbedrijven zitten rond de Veluwe. (In februari schreef ik een nieuwsbrief over de eendenhouderij in Nederland.)
MOB heeft vervolgens de kalvermesterij op het oog, ook een sector die niet grondgebonden is en relatief veel ammoniak uitstoot.
Cirkel rond
Maar: ook circa de helft van de biologische boeren zit in of rond Natura 2000. Zij boeren bij uitstek extensief, wat volgens Arink en ook dierenorganisaties de weg naar voren is.
Vanaf 2026, wanneer de derogatie dus volledig vervalt, komt er 500 miljoen euro bij voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Erisman adviseerde: zet dat geld in voor natuurinclusieve landbouw rondom Natura 2000. Johan Remkes pleitte al in 2022 voor ‘bufferzones’ rond beschermde natuurgebieden, waarin dierwaardige en extensieve veehouderij natuurherstel niet in de weg staat maar juist kan versnellen. Zo zorgen wroetende varkens er bijvoorbeeld voor dat voedingsstoffen beter door de bodem worden opgenomen. (Zie Boeren in het Bos en boerderij Den Elshorst.)
Christianne van der Wal gaf hier als minister voor Natuur en Stikstof gehoor aan in haar Nationaal Programma Landelijk Gebied. Dat programma is door de BBB afgeschoten, maar dit element zou onder de noemer van agrarisch natuurbeheer zo niet in naam dan wel in uitvoering terug moeten komen. Dat kan (helpen) voorkomen dat biologische veehouders de dupe worden van ‘structuurbeleid’ in de omgeving van de Veluwe en Peel. Ook honderden gangbare melkveehouders hebben zich aangemeld voor extensiveringsregelingen. Dat is in ieder geval meer dan voor de Lely Sphere.
Regels voor een dierwaardige veehouderij — kalveren die bij de koe zogen, verplichte weidegang voor runderen, zwemwater voor eenden, vrije uitloop voor kippen en varkens — maken de cirkel rond. Anders blijft dierwaardige veehouderij de niche en intensief de norm. Subsidie is nodig om een dierwaardige veehouderij van de grond te krijgen, en dan liggen bufferzones in de buurt van Natura 2000 voor de hand om in te beginnen; regelgeving is nodig om de intensieve veehouderij landelijk uit te faseren. Alleen dan komen ook de klimaatdoelen voor de landbouw in zicht.
Verder lezen? Caring Farmers en Dierenbescherming schreven in 2023 een plan van aanpak, met sectorspecifieke voorstellen voor pluimvee, rundvee en varkens, en een overzicht van hoe wetten en regels zijn ingericht op intensieve veehouderij en dierwaardige en extensieve veehouderij juist in de weg zitten.