Hoe vrij zijn onze voedselkeuzes?
De meeste consumenten laten zich sturen door aanbod en prijs.
De helft van de Nederlanders is te zwaar. We eten te veel verzadigde vetzuren en zout, en te weinig vezels. Maar 10 procent van ons eet dagelijks de aanbevolen hoeveelheid groente en fruit.
Een gezonder voedingspatroon zou het risico op diabetes, hart- en vaatziekten en vroegtijdig overlijden met 15 tot 20 procent kunnen verminderen, denkt het RIVM.
Er zijn meer voordelen. Meer plantaardig en minder dierlijk eten is voor de meeste Nederlanders niet alleen gezonder; het levert volgens de Gezondheidsraad ook milieuwinst op. Immers, minder vee betekent minder uitstoot.
Het kan ook bijdragen aan een dierwaardige veehouderij. Als we minder vlees en zuivel consumeren, en bereid zijn meer te betalen voor het vlees en de zuivel die we wel consumeren, kunnen boeren hun dieren een beter leven geven.
Dan kom je al snel aan de keuzevrijheid van consumenten, en dat vinden liberalen lastig. Maar hoe vrij zijn onze voedselkeuzes eigenlijk? En zijn dat altijd wel ‘keuzes’?
Leuk, lekker en goedkoop
De gemiddelde Nederlander maakt 200 voedselkeuzes per dag. Doe je één of twee klontjes suiker in je koffie? Dat is een voedselkeuze. Koop je wit- of bruinbrood? Nog een voedselkeuze.
Daar staan we natuurlijk niet 200 keer per dag bij stil. Onderzoekers van het RIVM bevestigen: hoe en wat we eten en drinken is vooral gewoontegedrag.
Daarbij is moeite hebben met het veranderen van gedrag niet altijd het resultaat van onwil of gebrek aan kennis: het wordt sterk gestuurd door prikkels vanuit de omgeving, zoals tijd, locatie en beschikbaarheid. Onze voedselconsumptie en onze voedselroutines worden voor een belangrijk deel gestuurd door onze voedselomgeving.
Ongezond voedsel is meestal lekker, leuk verpakt, goedkoop en ligt overal voor het grijpen. 80 procent van het voedselaanbod in de supermarkt is ongezond. Om gezond te eten en drinken, moet je als klant vele verleidingen weerstaan. Zelfs wanneer je netjes groente en sojamelk in je mandje hebt gestopt, en alle zoetigheden en frisdranken voorbij bent gelopen, krijg je bij de kassa nog een chocoladereep voorgeschoteld. Of twee — voor de prijs van één.
Vier op de vijf aanbiedingen in supermarktfolders vallen buiten de Schijf van Vijf. Alle supermarkten hebben iedere week suikerhoudende frisdrank in de aanbieding, bijna altijd in de vorm van kwantumkorting zoals ‘1+1 gratis’.
Het Voedingscentrum:
Daarnaast zijn de porties van producten toegenomen en consumenten worden gestimuleerd om meer te kopen, bijvoorbeeld door voordeelverpakkingen.
Help!
De onderzoekers van het RIVM nog een keer:
Veel burgers willen rekening houden met duurzaamheid, gezondheid en dierenwelzijn, maar zodra deze waarde-gedreven burgers als consumenten inkopen doen, blijken gewoonten, gemak en betaalbaarheid doorslaggevend.
Burgers zouden willen dat de overheid en voedselaanbieders een beetje helpen om het makkelijker en betaalbaarder te maken om beter te eten. In een onderzoek dat de Dierencoalitie vorig jaar samen met ProVeg liet uitvoeren door Kieskompas, zeiden Nederlanders dat ‘consumenten’ voor een kwart verantwoordelijk zijn voor het verminderen van het gebruik van dieren om voedsel te produceren. Meer dan de helft van de verantwoordelijkheid werd aan andere partijen toebedeeld: de overheid (17 procent), producenten (13 procent), supermarkten (10 procent), de media (5 procent).
Het is niet alsof de overheid en de sector niets doen. Consumenten verwachten terecht dat ze bij de 200 keuzes per dag in ieder geval niet aan voedselveiligheid hoeven te denken: restaurants en supermarkten mogen geen producten verkopen die klanten ziek maken. Ook zijn er afspraken gemaakt met de voedingsmiddelenindustrie om de komende jaren geleidelijk minder suikers, vetten en zout aan producten toe te voegen.
Een normering van maximaal 5 gram toegevoegde suikers per 100 gram (fris)drank zou volgens het RIVM jaarlijks 9 procent minder diabetespatiënten, 7 procent minder hartpatiënten en 7 procent minder beroertes opleveren. Dat is meer gezondheidswinst dan een btw-verhoging van 9 naar 21 procent op vlees: jaarlijks 3 procent minder diabetespatiënten, bijna 3 procent minder kankerpatiënten en 1 procent minder beroertes.
Maar de overheid is ook tegenstrijdig. Het vraagt burgers gezonder en gevarieerder – voor de meesten betekent dat: meer plantaardig en minder dierlijk – te eten, maar houdt tegelijkertijd vlees en zuivel kunstmatig goedkoop met belastingvoordelen en subsidies.
Gelijk speelveld
Als je suiker en vlees niet zwaarder wilt belasten, noch groente en fruit goedkoper wilt maken, laten we dan op z’n minst zorgen voor een gelijk speelveld. Want dat is er nu absoluut niet.
Uit onderzoek van ProVeg blijkt dat tussen 2018 en 2021 maar liefst 71 keer meer subsidie werd verstrekt aan vlees en zuivel dan aan plantaardige en gekweekte alternatieven: 2 miljard euro tegenover 28,7 miljoen. Plantaardige vleesvervangers zijn desondanks goedkoper geworden dan dierlijk vlees. Plantaardige melkvervangers zijn nog steeds duurder. En worden zwaarder belast: per 1 januari is de verbruiksbelasting op amandel- en havermelk verhoogd van 8 naar 26 cent per liter. Koemelk is van de belasting uitgezonderd.
En ander belastingvoordeel voor koemelk: de schoolmelkregeling. Ieder jaar krijgt FrieslandCampina 1,5 miljoen euro subsidie om leerlingen ‘gratis’ melk voor te schotelen. (Andere zuivelleveranciers komen ook in aanmerking, maar FrieslandCampina is de enige die gebruik maakt van de regeling.)
Schaf dat soort subsidies af. Of verstrek ze in ieder geval in lijn met de 50/50-doelstelling dierlijke/plantaardige eiwitten in 2030. In het geval van de schoolmelkregeling zou de helft van het geld naar plantaardige melkvervangers moeten gaan. De verbruiksbelasting moet worden gelijkgetrokken.
Wat kunnen bedrijven doen?
Volgens de onderzoekers van het RIVM helpt blootstelling aan nieuwe of alternatieve producten om de ‘acceptatiegraad’ onder consumenten te verhogen. In normalemensentaal: als je steeds meer vleesvervangers in de schappen ziet liggen, ga je het toch een keer proberen.
Voor liberalen is dat natuurlijk geen baanbrekend inzicht. We weten dat vraag niet uit de lucht komt vallen, maar samenhangt met aanbod. Als dat niet zo was, zouden bedrijven niet wereldwijd een biljoen dollar per jaar besteden (= bijna het bruto binnenlands product van Nederland) aan reclame.
Vleesverwerkers kunnen gemengde producten maken. In plaats van half-om-half runder- en varkensgehakt, half-om-half dierlijk en plantaardig. Door plantaardig te integreren in het vleesaanbod, voorkom je dat vleeseters plantaardig als iets voor ‘anderen’ zien.
Supermarkten kunnen kleinere porties verkopen. Het wordt al gebruikelijk om in restaurants meerdere grootten vlees aan te bieden. Dat voorkomt ook voedselverspilling.
In de catering, horeca en ziekenhuizen kan plantaardig vaker als standaardkeuze worden gepresenteerd. Nu is vegetarisch of veganistisch vaak wel mogelijk (dat is al vooruitgang!), maar door het als alternatief aan te bieden, bevestigen verkopers ook dat dierlijk de norm is. Draai dat eens om.
Dat is allemaal geen dwang. Iedereen kan nog steeds kiezen om ongezond of (te veel) vlees te eten, maar dan moet je er wel bewust voor kiezen.