Bij voedselbedrijven gaat winst voor de boer
Grote ketenpartijen steunen de boeren — zolang ze zelf niets in hoeven te leveren.
De bedrijven die het meeste baat hebben bij de intensieve veehouderij weigeren mee te praten over hervorming van de sector. De grote ketenpartijen steunen de boerenprotesten, maar ik zie ze vooral hun eigen belang verdedigen. Ik schrijf er het volgende over in Sargasso.
Agrifirm, De Heus en ForFarmers, drie van de grootste veevoerbedrijven ter wereld, financieren de demonstraties tegen het stikstofbeleid van het kabinet. Zij zijn ook het grote geld achter boerenbeweging Agractie. Agrifirm schuift, na eerder een uitnodiging van Johan Remkes te hebben afgewezen, toch bij de bemiddelingspoging van de VVD’er aan. De Heus en ForFarmers laten het, net als Agractie, afweten.
Royal A-ware, de zuivelverwerker met merken als Royal Orange en Westzaner, en de Vandrie Group, één van de grootste kalfs- en rundvleesverwerkers van Europa, trekken ook de portemonnee. Samen met De Heus betalen zij een publiekscampagne om tegenwicht te bieden aan wat zij het ‘anti-landbouwsentiment’ noemen. Ook Royal A-ware heeft een uitnodiging van Remkes afgeslagen.
Gezamenlijk hadden deze vijf bedrijven vorig jaar een omzet van 8,7 miljard euro (1 procent van de Nederlandse economie) en maakten zij 212 miljoen euro winst. Nog groter zijn FrieslandCampina, Rabobank en de supermarkten. Met uitzondering van de bank weigeren ook die het gesprek.
Ketenpartijen wijzen naar consument
Drie op de vier melkveehouders zijn lid van FrieslandCampina. Rabobank financiert 85 procent van de veehouderij. De inkopers van de vijf grote supermarkten hebben 80 procent van de markt in handen.
Toch beweren deze bedrijven dat zij weinig kunnen doen om hervormingen in gang te zetten die leiden tot minder uitstoot van ammoniak (stikstof), een beter inkomen voor boeren (één op de drie verdiende in voorgaande jaren niet eens het minimumloon) en een beter leven voor dieren. De consument moet volgens hen eerst meer gaan betalen voor betere producten. Pas dan kunnen zij iets van hun honderden miljoenen euro’s winst delen met de boer.
Verandering komt van twee kanten
Maar dezelfde bedrijven hebben verduurzaming van de veeteelt jarenlang tegengewerkt door boeren te dwingen tot intensivering en schaalvergroting. Boeren die op een diervriendelijkere manier vee wilden houden kregen van de Rabobank geen lening. FrieslandCampina weigerde melk van biologische boeren. Vandrie lobbyde tegen strenge welzijnsregels voor kalveren. Supermarkten betaalden boeren de laagst mogelijk prijs voor vlees en zuivel, om producten niet zelden tegen kostprijs te verkopen. (Met aanbiedingen op vlees lokken supermarkten klanten de winkel in.)
Wanneer supermarkten 97 procent niet-biologische producten aanbieden, is het niet alleen de schuld van de consument dat er weinig biologisch wordt verkocht. Eieren en vlees met het Beter Leven-keurmerk zijn succesvoller. 70 procent koopt wel eens vlees met één, twee of drie sterren. 12 procent koopt alleen Beter Leven-vlees. Het toont aan dat verandering van twee kanten moet komen: wanneer het aanbod van hoogwaardige producten toeneemt, komt er ook meer vraag.
Winst gaat voor
Boeren hebben niet de marges om de eerste stap te zetten. (Enkelen lukt het met crowdfunding en dankzij idealistische afnemers.) De grote ketenpartijen hebben die marges wel. Zij zouden een verduurzamingsslag kunnen maken, bijvoorbeeld door minder veevoer te importeren en meer gebruik te maken van voedselresten in Nederland, of door een betere prijs te betalen voor vlees en zuivel, waardoor boeren kunnen extensiveren, waardoor de uitstoot van ammoniak afneemt en waardoor dieren een beter leven krijgen. Dat betekent lagere winsten voor de grote bedrijven, maar dan kunnen wel meer boeren blijven.
Vooralsnog gaat de winst voor. De ketenpartijen beweren op te komen voor de boer, maar zodra er een offer van hen wordt gevraagd komen de meesten niet eens opdagen.